Stations verbreden zich meer en meer tot attractieve mobiliteitsknooppunten met een brede verzorgingsfunctie. Niet alleen grote stations zoals Utrecht, Zwolle en Amersfoort, maar ook kleinere stations en knooppunten hebben de potentie uit te groeien tot aantrekkelijke verblijfsgebieden voor zowel omwonenden als reizigers. Dit gaat niet vanzelf; de ontwikkeling ervan moet actief gestimuleerd worden door beleidsmakers en bestuurders bij overheden. Door de juiste keuzes veranderen de hubs van ‘places to pass’ to ‘places to be’. Wat is hiervoor nodig?

Nieuwe kansen

De situatie op veel kleinere stations zal herkenbaar zijn: je komt er alleen als je met het OV reist en de verblijfskwaliteit is doorgaans matig en de sfeer anoniem. Er is eenvoudigweg ‘niks te beleven’ en in de avonduren kan het zelfs sociaal onveilig voelen. Dat is dan ook de reden dat horecazaken soms moeilijk kunnen functioneren op kleinere stations. Nu er vanwege de schaarse ruimte in ons land steeds meer woningbouw komt nabij stations en er steeds meer ‘niet-trein hubs’ komen zoals busstations en P+R terreinen, ontstaan kansen om deze hubs breder in te vullen met buurtverzorgende functies. Rond de hubs is vaak nog ruimte beschikbaar en bovendien bevinden de meeste hubs zich op uitstekend bereikbare plekken.

Commerciële business case

Welke services zijn nu echt kansrijk om er een commerciële business case van te maken met voldoende toegevoegde waarde? Als aanvulling op de standaard koffiecorner, pakketkluis en de fietsenwinkel? Voor de kleine en middelgrote stations is er heel wat te bedenken: kleine gemakssupermarkten (City formule), fast service horeca/bezorgconcepten, bloemen/planten, kleine cadeauartikelen/lectuur, rijwielservice, toiletten, stomerij/wasserette, fietsenstalling/verhuur, deelauto’s/fietsen en mogelijk nog veel meer. Denk aan een kinderdagverblijf, partycentrum of sportschool. Voorzieningen waarvoor je niet te ver wilt reizen en waar mensen samen komen. Hierdoor krijgt de hub verblijfskwaliteit en wordt de het een eindpunt van een reis in plaats van een overstaplocatie. Daarbij is een koppeling met initiatieven zoals TOP (toeristische opstappunten) en toeristische informatie wenselijk. 

Voorzieningen

Met relatief kleine ingrepen kan een gebied waar je voorheen liever snel aan voorbij ging omgevormd worden tot een levendige en sociaal veilige plek met faciliteiten voor ontmoeting, activiteiten en lokale informatie (denk aan gratis wifi). Het gebied wordt dan niet alleen gelabeld voor reizigers, maar trekt ook mensen uit de omgeving en krijgt daardoor betekenis voor de buurt. Kijk allereerst welke voorzieningen er in de omgeving al zijn. Soms is verplaatsing van voorzieningen een goede optie, waardoor elders bijvoorbeeld ruimte ontstaat voor extra woningbouw. Soms zijn er ook nieuwe functies die prima zouden kunnen bijdragen aan een stationsomgeving, alleen al om de sociale veiligheid te bevorderen.

Digitaal op orde

Waarom dus niet meer stations uitbreiden met ondersteunende centra voor dagelijkse verzorging, horeca en dienstverlening voor reizigers én omwonenden? Het maakt het OV aantrekkelijker als reisoptie, een belangrijk maatschappelijk streven, en biedt mogelijkheden voor deelmobiliteit en MaaS (Mobility as a Service). Voorwaarde is dat de mobiliteitshub naast ruimtelijk op orde, ook digitaal op orde is. De verblijffuncties en de reismogelijkheden van en naar de hub moeten ook digitaal beschikbaar zijn, zodat reizigers en omwonenden goed geïnformeerd zijn.

Meer draagvlak

De komende jaren wil NS haar stations actief inzetten om de ruimtelijke kwaliteit van Nederland te verbeteren, ook als kerngebied binnen het stedelijk weefsel. Er is hiertoe zelfs een ‘Spoorbouwmeester’ aangesteld. Het is dus niet zomaar een idee van Movares en BRO, maar een breed gedragen concept. Het recente Regeerakkoord vraagt meer aandacht voor het verder ontwikkelen van hubs met overstapmogelijkheden tussen modaliteiten. Er ontstaat dus steeds meer draagvlak voor de voorzieningen en meer herkenning en betekenis van het station als plek in de stad: plekken met ruim voldoende verblijfskwaliteit, sociaal veilig, die toegankelijk zijn voor mensen met een beperking en met voldoende fietsenstallingen. Een aantrekkelijke hub – makkelijk overstappen en voldoende voorzieningen zoals een buurtwinkel – trekt meer mensen waardoor de exploitatie eerder rendabel zal blijken. Het succes is afhankelijk van de juiste keuzes. Houd je bijvoorbeeld een noodlijdend buurtcentrum overeind of probeer je meer traffic te krijgen door het te combineren met een overstaplocatie?

HOV/knooppunt Nieuw-Zuid in Haarlem

Een illustrerend voorbeeld is het nieuwe HOV-knooppunt Nieuw-Zuid in Schalkwijk dat voor reizigers uit Haarlem en omgeving een belangrijke hub wordt richting Schiphol en Amsterdam Zuid. BRO en Movares hebben gemeente Haarlem geadviseerd hier voorzieningen te realiseren voor bezoekers en wijkbewoners: ondersteunende detailhandel (gemakssupermarkt), horeca, kleinschalige kantoor- en bedrijfsruimten en een plek voor ontmoeting (bewoners, werkenden, scholieren). Ook wordt deelmobiliteit toegevoegd aan de bestaande winkelcentra in het stadsdeel zodat het HOV-knooppunt beter verbonden is met deze winkelcentra. Zo komen beide werelden dichter bij elkaar: het HOV-knooppunt kan door de komst van voorzieningen een functie vervullen voor bezoekers én bewoners, bestaande winkelcentra zijn door de komst van deelmobiliteit verbonden met het HOV-knooppunt.

Mooie uitdaging

Duidelijk is dat hubs een veel bredere verzorgingsfunctie en maatschappelijke betekenis kunnen krijgen. De ontwikkelopties zijn overal anders; het zal dus altijd maatwerk vergen en is niet een kwestie van ´even´ doen. De combinatie van mobiliteitshub (service, comfort) en wijkverzorging staat voorop, naast uiteraard een aantrekkelijk verblijfsklimaat. Beleidsmakers moeten het onderwerp integraal benaderen, omdat de potenties liggen op het snijvlak van Ruimte, Economie, Mobiliteit en Leefbaarheid, met een belangrijke maatschappelijke meerwaarde. Een mooie uitdaging voor een nieuwe tijd!

In samenwerking met Danielle Bouwmans en Jan Carel Jansen Venneboer van BRO.