Het materieel levert een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van lightrail vervoersystemen, maar welke eisen moeten er aan het materieel worden gesteld? De Wet lokaal spoor bevat geen concrete eisen, en ook de onderliggende regelgeving (Besluit lokaal spoor, Regeling lokaal spoor) biedt weinig houvast.

Het formuleren van materieeleisen is maatwerk, want iedere toepassing heeft zijn eigen specifieke kenmerken. Infracompatibiliteit en veiligheid bepalen de eisen waaraan moet worden voldaan om een voertuig veilig toe te kunnen laten tot het vervoerssysteem. Het voertuig moet natuurlijk ‘passen’ op de infrastructuur: spoorgeometrie en alignement, profiel van vrije ruimte, tractie-energievoorziening en perronhoogte stellen eisen aan het voertuig.

Maar eisen komen ook voort uit het geplande gebruik. Inzet op ondergrondse infrastructuur, interactie met wegverkeer of samengebruik met zwaarder of lichter materieel: iedere toepassing vereist zijn eigen veiligheidsmaatregelen.

Onder de nieuwe Wet lokaal spoor is de decentrale overheid (provincie, stadsregio) de instantie die verantwoordelijk is voor de toelating van materieel. Movares heeft voor Metro Amsterdam en Tram Vlaanderen Maastricht (in nauwe samenwerking met vervoerders en infrabeheerders) de toelatingseisen voor het materieel opgesteld en de toelatingsprocessen beschreven.